Gebruik bij omgevingstemperaturen onder -20 °C

De draaiaandrijvingen hebben een geïntegreerde, geregelde verwarming voor gebruik bij omgevingstemperaturen tot -40 °C. De verwarming wordt automatisch gevoed wanneer een constante spanningstoevoer op de klemmen 1 en 2 wordt gezet.

  1. Na montage van de draaiaandrijving moet deze onmiddellijk elektrisch worden aangesloten.
  2. De verwarming schakelt automatisch in wanneer de draaiaandrijving intern -20 °C bereikt. Het verwarmt de draaiaandrijving tot de bedrijfstemperatuur en schakelt daarna automatisch uit. De draaiaandrijving beweegt niet tijdens de verwarmingsfase.
  3. Pas na deze opwarming is de instel- en regelfunctie gegarandeerd.